Diessen en Baarschot (gemeente Hilvarenbeek)
Zie ook Hilvarenbeek.
Brouwerijen in 1794 bron: Breughel - Beschreeve Staat van de Meijerij |
---|
Er zijn twee Brouwerijen. |
Brouwerijen vanaf 1900 bron: Friedrich - Brauereiverzeichnis Niederlande (1997) | ||
---|---|---|
1a. | A.A.W. van Dyck, bierbrouwerij Het Witte Kruis | 1900 |
1b. | M.J.W. van Dijck, bierbrouwerij Het Witte Kruis | 1935 |
1c. | M.J.W. van Dijck & Zn., Bierbrouwerij Het Witte Kruis | 1954 |
Brouwerijen in Diessen en Baarschot
In het jaar 1687 telde Diessen vier brouwerijen, Baarschot één en op de Haghorst één. Het Pannenhuis in de Julianastraat was één van de Diessense brouwerijen, Hendrik Sweens was de brouwer. De overige brouwerijen waren van Nicolaes Otten, Jacob Cornelis Beersmans en Jan Adriaen Lemmens. De Baarschotse brouwerij was van Jacobus Jansoon Beersmans en die op de Haghorst was van Jan Gerrit Verheijen.
In 1701 vinden we deels dezelfde en deels andere brouwers, in totaal zijn er dan zeven brouwerijen.
Waarschijnlijk in 1717 bouwt Anthony Smits een nieuwe brouwerij in Baarschot. In november van dat jaar bestond de voorraad in de kelder, volgens opgave aan de schepenen van Diessen uit drie oxhoofden (elk groot 232,8 liter) wit bier uit eigen brouwerij. In de brouwerij bevonden zich ook nog drie vaten (241,8 liter) bier dat nog rijpende was. Als hij in 1736 overlijdt, zet zijn weduwe de brouwerij voort. In 1767 neemt Anthony Goossens uit Riel de brouwerij over, hij blijft maar liefst vijftig jaar hier brouwen, tot aan zijn dood in 1817. Naast brouwer en landbouwer was hij ook nog logementshouder met minder dan vijf gemeubileerde kamers.
Bierviltje Bierbrouwerij Van Dijck & Zn. Diessen (collectie Kees Schrover)
In de 18e eeuw dealt het aantal brouwerijen snel en op het einde van deze eeuw is er nog een brouwerij in Baarschot, eigendom van Anthony Goossens, en één in Diessen.
De bierbrouwerij die in het Pannenhuis was gevestigd, is in het begin van de 19e opgehouden. Vanaf 1806 staat alleen de brouwerij in Baarschot nog vermeld.
De twee zonen Jan en Adriaan nemen de brouwerij over. De jongste zoon van Adriaan, Anthonie, geboren in 1818, blijft bij zijn vader in de brouwerij werken en neemt deze later over. Een andere zoon van Adriaan, Jacobus bouwt in 1834 op de Heuvel in Diessen een nieuwe brouwerij, maar deze heeft niet lang bestaan.
Anthonie trouwt in 1865 met Constantia van Dijck, dochter van de vrederechter Norbertus van Dijck. Dit huwelijk bleef kinderloos. Op deze manier wordt de familie van Dijck de eigenaar van de brouwerij, want de broer van Constantia, George van Dijck (geboren in 1841) koopt de brouwerij van zijn zwager Anthonie. Een half jaar na de geboorte van zoon Sjef, overlijdt George in 1872, slechts 31 jaar oud. Acht jaar later overlijdt ook zijn echtgenote en de weeskinderen worden opgevoed door een ongetrouwde oom. De oudste zoon Adrianus Augustinus Willebrordus werd de bierbrouwer, hij overleed in 1899, waarna zijn jongste broer Sjef brouwer wordt, in Diessen kende iedereen hem eigenlijk alleen maar als "d'n Brouwer". De brouwerij heet nu inmiddels "Het Witte Kruis". Onder deze naam brouwde de firma M.J.W. van Dijck en Zonen de Witte Kruis bieren.
Sjef was gezegend met een grote kinderschaar en twee van zijn zonen, Antoon (overleden in 1949) en Cor (overleden in 1993) zijn de laatste brouwers geweest.
In 1982 is in het historische pand een pannenkoekenhuis geopend, later uitgebreid met een restaurant en sinds 1988 met een prachtige feestzaal. Dat alles in een stijl die het monumentale van deze "ouwe brouwerij" waardig is.
De laatste jaren van het Witte Kruis
De brouwinstallatie en het brouwproces
's Morgens om zes uur begon de brouwdag met het verwarmen van water in de water/bierketel. Het water werd van 28 meter diepte opgepompt uit de eigen nortonput, de pomp werd aangedreven door een dieselmotor, men had nog geen elektriciteit. Dit water was sterk ijzerhoudend met een sterke ijzerlucht, het werd daarom eerst gezuiverd. Het opgepompte water werd bovenin een ketel gepompt, waarin gaten zaten. Het water viel een meter naar beneden en werd zo belucht, het kwam vervolgens op een kiezellaag van anderhalve meter hoogte terecht en sijpelde er doorheen. De grondlucht verdween en het ijzer bleef achter. Daarna was het water van voldoende kwaliteit voor het bierbrouwen.
De ketel was van koper met een mantel van lavastenen en werd gestookt met kolen. Er was geen deksel op de ketels, de dampen werden via een dakraam afgevoerd. De sporen van de ketel zijn in de balken nog steeds te zien.
De roerkuip, dit is de kuip waar het beslag wordt gemaakt, was van gietijzer met een dubbele bodem voor de filtering, de buitenwand was van hout. Er was geen roermechanisme aanwezig, het roeren gebeurde met de hand met een roerstok. De roerkuip werd gevuld met gemalen mout en er wordt warm water uit de water/bierketel toegevoegd.
Via een filterbodem liep de vloeistof over in de lekbak, deze was rond van vorm en vrij diep. Boven de roerkuip hing een sproei-installatie, een zogenaamd Schots Kruis, waarmee warm water over de mout werd uitgesproeid. Via een handpomp werd de vloeistof uit de lekbak weer teruggepompt naar de bierketel voor het koken. Er werden meestal wel drie aftreksels gemaakt, natuurlijk werden ze steeds slapper.
Na het koken moest er gekoeld worden. Ondanks dat de brouwerij over een koelschip beschikte, werd dit de laatste jaren niet meer gebruikt. Men maakte gebruikt van een koelmachine die door de dieselmotor werd aangedreven.
Afvullen deed men met een zogenaamde tegendrukvuller, waar zes flessen in konden worden gezet. Om de persoon te beschermen tegen glasscherven als een fles kapot ging, zat er een metalen beschermkap op. Een ervaren bottelaar kon zo'n 700 flessen per uur vullen. Kroonkurken werden er met een semi-automatisch automatisch kroonkurkapparaat opgezet dat met de voet werd bediend.
Door de brouwerij liep een centrale as met een twintigtal wielen waarover aandrijfriemen liepen, die de machines in de brouwerij aandreven.
De brouwerij had twee kelders, de bovenste en de onderste en één daarvan is nog aanwezig. In deze kelder lag een aantal tanks, zes in de bovenste met een inhoud van 3.000 liter en drie in de onderste met een inhoud van 6.000 liter. De gisting gebeurde in de tanks, na afloop van de gisting bleef het bier nog acht a negen dagen in de tanks en werd vervolgens overgepompt naar de helder biertank. Voordat het bier werd afgevuld, ging het door een asbestfilter. Als een tank leeg was, moest deze worden schoongemaakt. Door het mangat kroop iemand naar binnen voor de reiniging, echter niet nadat hij 15 minuten na het verwijderen van de deksel had gewacht, dit in verband met de bedwelmende dampen die in de tank nog aanwezig waren.
In de periode voordat deze grote tanks gebruikt werden, vond de gisting plaats in een gewelfde kelder waar grote houten vaten lagen met een inhoud van 250 liter. Onder deze vaten lagen bakken, waarin de gist die uit de vaten liep, werd opgevangen.
De bierketel had een inhoud van 40 HL (4.000 liter) men hield daar 3.000 liter bier van over. Voor de accijnsbepaling gebruikte men ge-eikte peilstokken, maar er waren desondanks toch meetverschillen met de metingen van de dienst voor accijnzen. Voor de accijnzen moest men ook het soortelijk gewicht bepalen, zodat het suikergehalte kon worden vastgesteld. Dit diende op een temperatuur van exact 17.5 graden Celsius te geschieden.
De mout werd geleverd door een mouterij in Swalmen. Men had géén eigen mouterij. Wel schijnt men ooit nog een hopdrogerij te hebben gehad, de hop kwam uit Esbeek waar vroeger hopvelden geweest schijnen te zijn. Later kwam de hop in gedroogde geperste vorm uit Zuid-Duitsland.
De gist werd geleverd door de Oranjeboom brouwerij in Rotterdam en werd via de spoorwegen aangevoerd. De gist was goed verpakt in een kist met ijs en zaagmeel.
Per jaar werd gemiddeld 40 keer gebrouwen. In de brouwerij waren vier personen werkzaam, daarnaast had men een bierrijder in dienst.
De bieren
De bieren die in het Witte Kruis werden gebrouwen zijn onder meer Oud Bruin, een donker bier dat soms werd gezoet, een Lager, Mestreechs Bier, en diverse soorten ondergistend bier. Oud Bruin was een bier dat dikwijls overigens niet als Oud Bruin werd gebrouwen. Meestal werd een zogenaamd ‘blind’ vat gebruikt, dat was een vat met pilsener bier dat door de kastelein werd teruggestuurd omdat het niet goed was (= blind). Hier werd dan karamel aan toegevoegd om het bier te kleuren en te zoeten, vervolgens werd het vat heen en weer gerold en had de brouwer een Oud Bruin gemaakt.
Voormalige brouwerij Het Witte Kruis | Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed / Documentnummer 094771
Het afzetgebied was het gebied in een straal van 15 tot 20 kilometer rond Baarschot, tot aan Tilburg, Udenhout en Reusel. Men had slechts één eigen cafépand, daarnaast veel vaste afnemers.
De concurrentie
Men werkte niet samen met de andere brouwerijen in de omtrek.
Als concurrenten noemt de heer van Dijck de firma's uit de omtrek: Kerkhofs uit Reusel, de Leijer en Leemans in Hilvarenbeek, deze laatste bottelde producten van anderen. Ook de Kroon in Oisterwijk, Heesakkers in Tilburg en van de Bemd in Tilburg waren bottelaars, de laatste onder meer van het Dortmunder Union Bier.
De brouwerij van Godschalx in Berlicum was toen nog steeds actief. De brouwerij van Van Roessel in Tilburg is slechts kort in werking geweest. Over de brouwerij in Middelbeers weet de heer van Dijck te melden dat de sluiting hiervan iets te maken had met een spoorwegongeluk.
Het einde van de brouwerij
In de hete zomer van 1947 was het bier niet aan te slepen, dit was eigenlijk het laatste drukke jaar van de brouwerij. In 1948 komt als het pilsener bier al van de Dommelsche bierbrouwerij en in 1949 is er nog maar één keer gebrouwen, een Oud Bruin. In tegenstelling tot vele andere brouwers is van Dijck toen niet overgegaan op het afvullen van bier dat door een grotere brouwerij was gebrouwen. Wel ging hij nog een aantal jaren door met het maken van limonades.
In 1949 valt het besluit de brouwerij stil te leggen. Enkele jaren later in 1955/56 is de brouwerij-installatie gesloopt. Alles is vernietigd, vaten en kratten zijn op de brandstapel terecht gekomen en het enige dat resteerde is een enkel houten fust en een stenen kruik van rond de eeuwwisseling. De kruiken zijn bij de aanleg van een weg platgewalst en verwerkt, er kon op het laatste moment nog net één exemplaar worden uitgehaald.
Artikel met dank aan Harrie de Leijer van Museumbrouwerij De Roos
Meer lezen over Diessen en omgeving
- Een oud brouwershuis te Diessen [ omslag ]
Dr. H.A.M. Ruhe
Verschenen in: Brabantia, tweemaandelijks tijdschrift van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en van de stichting Brabantia Nostra, 's-Hertogenbosch
1967 - no. 4 (juli) - Bierbrouwerij Het Witte Kruis
Kees van Kuilenburg
Verschenen in: BAV Journaal, tijdschrift van Bier en Verzamlaarsvereniging BAV, Leiderdorp
1987 - nummer 1 - De Baarschotse bierbrouwerij en haar bewoners [ omslag ]
Ad Hoozemans en Ad van Doormaal
Verschenen in: Hers en geens dur Diessen - deel 7
1999 - Uitgave Fotostichting Diessen - De laatste brouwer van het Witte Kruis
Harrie de Leijer
Verschenen in: Tussen Paradijs en Toekomst, nieuwsbrief van de heemkundige kring Ioannes Goropius Becanus en museum De Doornboom, Hilvarenbeek
2003 - nr. 64 (september) - Familiegeschiedenis Beersmans - Beirsmans - Beersemans - Van Vessem [ omslag ]
[ WorldCat ]
Peter A.J. Beersmans
2006 - Peter A.J. Beersmans, B-9220 Moerzeke - Bezoek aan Gerard van Dijck
Hans Meijvis
Verschenen in: Biernieuws, periodiek van PINT regio Noord-Brabant (Tilburg)
2008 - december - 12e jaargang - nummer 4 - Monumentaal Pannenhuis imponeert reeds 350 jaar lang [ omslag ] [ WorldCat ]
Jan van Helvoirt
Verschenen in: Hers en geens dur Diessen - deel 16
2008 - Uitgave Fotostichting Diessen - Een verdwenen brouwerij op het Baarschotse Teechoven [ omslag ] [ WorldCat ]
Jan van Helvoirt
Verschenen in: Hers en geens dur Diessen - deel 17
2009 - Uitgave Fotostichting Diessen